Mijn vader had een piepklein werkkamertje, helemaal bovenin ons huis in de dakkapel. Dat kamertje was precies zo groot als die dakkapel. Een bureau over de volle breedte en een stoel, meer niet. Als je de stoel een kwartslag naar rechts draaide kon je met één hand het toetsenbord van de ingebouwde computer naar je toe trekken. Mijn vader was leraar en zat daar avond aan avond en in het weekend zijn correctiewerk te volbrengen of nieuwe proefwerken te bedenken. En soms, was hij klaar. Dan kwam dat kamertje vrij. Ik wist altijd precies wanneer dat het geval was. Dan zette bij mij de opwinding in, mijn buik begon te krioelen en mijn hoofd ging aan de haal met mijn beste verhaal ideeën.
Nog altijd voel ik die sensatie als ik tijd heb om te schrijven, scheppende kunst wordt het schrijven ook wel genoemd. Het is een machtig gevoel. Onrustig, nerveus, spannend, maar er gaat ook een zekere gejaagdheid vanuit: 'nu moet het gebeuren!' Ik houd van die druk, alsof de kraan harder stroomt wanneer de tijd dringt.
Ieder half jaar begon ik aan een nieuw verhaal, dan was ik het oude ontgroeid. Te kinderachtig, te slap, te sentimenteel of niet goed op smaak te krijgen. En misschien ook teveel ideeën die met elkaar elleboogden om op de voorste rij te mogen zitten.
Soms verlang ik terug naar dat krappe kamertje, hoe ik daar samen met al mijn ideeën gezellig zat. Hoe een idee dan uitgroeide, zomaar, uit het grote niets waar ik op uitkeek vanuit de dakkapel. Die magie, van het creëren van een nieuwe wereld, die ik zelf kon vormgeven precies zoals ik wilde. Die magie vind ik iedere dag opnieuw machtig mooi.
Comments